Typografie wordt meestal toegepast om het doel en de inhoud van een tekst te ondersteunen. Een tekst moet bijvoorbeeld prettig leesbaar zijn. Daarom worden teksten in boeken en kranten vaak uit een lettertype met schreef gezet, maar op het beeldscherm juist vaak met een schreefloos lettertype zoals Verdana of Tahoma opgemaakt. Voor een reclame- of waarschuwingsbord is het van belang dat woorden opvallen door ze met felle kleuren te accentueren. In een lange tekst wordt het juist als storend wordt ervaren wanneer er vetgedrukte woorden uitspringen en wordt bij voorkeur cursivering gebruikt om de lezer te attenderen. Ook met andere zaken die de leesbaarheid van een tekst beïnvloeden houdt typografie zich bezig. Bijvoorbeeld het gebruik (doelgroep) en de indeling van een pagina. De typograaf let op: \begin{itemize} \item de zetbreedte (regellengte): de breedte van een tekstblok of kolom. De typograaf let daarbij op het maximum aantal tekens of woorden per regel. Bij een tekst met te lange regels moet het oog van de lezer namelijk een te grote afstandssprong maken van het eind van de regel naar het begin van de volgende. In het algemeen worden maxima gehanteerd van gemiddeld ca. 85 tekens (inclucief spaties en leestekens) of van gemiddeld twaalf woorden. \item de diverse lettergroottes (corpsen) en -soorten Door een combinatie daarvan (naast o.a. kleurgebruik) kan de typograaf de diverse tekstelementen visueel onderscheidend maken en daarmee de inhoudelijke hiërarchie goed visualiseren en ordenen. Letterfamilies bestaan uit diverse lettersoorten, meestal minimaal romein (normaal), vet, cursief en vet-cursief. Er zijn ook uitgebreide letterfamilies, die dan bijv. als extra lettersoort vet-cursief, halfvet, extra vet, versmald en verbreed hebben. \item de interlinie: het wit tussen twee regels. \item de regelafstand: de grootte van de letter (het korps) opgeteld bij de grootte van de interlinie. (Voorbeeld: corps 10 punt + 4 punt interlinie geeft een regelafstand van 14 punt.) \item de woordspaties: het wit (de ruimte) tussen twee woorden. \item de letterspatiëring: het wit tussen de letters onderling \item de leestekens \item de gebruikte letterfamilie(s) (lettertypen). \item het vaste (verticale) tussenwit (bij meerdere kolommen) \item het bijeenblijven van inhoudelijke eenheden \item het bijeenblijven van inhoudelijke eenheden \end{itemize} Om een bekend voorbeeld te geven: de staartregel van een alinea die niet alleen boven aan een pagina mag staan (het zgn. 'hoerenjong'). Zo bestaat er o.a. ook de 'wees' of de 'weduwe' (uit het engels: the 'widow'). Deze termen staan beiden voor de eerste regel van een alinea die alleen staat onderaan een pagina. Voor woordenboeken of kranten,\footnote{en wat u nog maar zelf kunt bedenken...} waar ruimte schaars is, worden er opzettelijk smalle lettertypen uitgezocht, waardoor het papier efficiënter benut kan worden. De marges worden dan uiteraard ook klein gehouden. Een voorbeeld is de Lexicon (Bram de Does, 1992), die wordt gebruikt in de krant NRC Handelsblad en het woordenboek de Dikke Van Dale. Sommige aspecten en gewoontes van de typografie zijn universeel: te lange regels, te weinig interlinie en te kleine woordspaties lezen niet prettig. Andere gewoontes zoals het gebruik van aanhalingstekens en gedachtestreepjes verschillen van tijd tot tijd en van land tot land en daarbinnen nog weer van publicatie tot publicatie.